woensdag 7 december 2005

De gedragscode in de wooncode


In een opiniestuk in De Standaard van 7 december noemt Mohamed El Omari het ontwerp van de nieuwe Vlaamse wooncode ,,Een samenraapsel van repressieve maatregelen, bijeengeraapt door een minister die zijn verschillende bevoegdheden met elkaar verwart''.

In vorige posts 'Sociaal wonen' en 'Wonen is een grondrecht' op deze blog formuleerde ik al mijn bedenkingen bij de plannen voor de Vlaamse wooncode. Het mocht niet baten :-( . We zijn ook maar gewone burgers ;-).

En toch... toch ben ik er een beetje gerust in. Zie de twee laatste zinnen van het opiniestuk. Het democratisch venijn zit in de staart. Hup, Mohamed! Leg het nog eens uit.

"Het debat over de nieuwe Vlaamse wooncode, die een Nederlandse taalvoorwaarde invoert in de sociale huisvesting, is losgebarsten (DS 6 december) . N-VA-voorzitter Bart De Wever rechtvaardigt de taalvoorwaarde door te verwijzen naar verhuurders die nu al een verdoken taalcriterium hanteren. Bij het uitwerken van wetgeving laat hij zich dus inspireren door discriminerende praktijken. ,,Discriminerend'', inderdaad, want de andere argumenten die hij aanreikt kunnen ook niet overtuigen.

Jozef De Witte, van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, wees er terecht op dat de leefbaarheid van de wijken van heel wat andere factoren afhangt dan de Nederlandse taalkennis. In dat verband is een terugblik op de eerste migratiegolf van de jaren zestig interessant, toen gastarbeiders in Vlaanderen kwamen werken. Zij onderhielden bijzonder warme contacten met hun buren, ondanks een totaal gebrek aan Nederlandse taalcursussen. Goede wil en verdraagzaamheid bleken toen al veel belangrijker dan louter taalkennis. De praktijk toont trouwens aan dat een perfecte kennis van het Nederlands de leefbaarheid voor allochtonen niet noodzakelijk vergroot, en bijvoorbeeld niet volstaat om discriminatie op de private huurmarkt te vermijden.

Het argument dat huurders Nederlands nodig hebben om documenten, voorschriften en reglementeringen te begrijpen valt geenszins te rijmen met minister Keulen die zich haastte om te verduidelijken dat de meeste Franstaligen in België zich geen zorgen hoefden te maken. Aangezien zij ooit Nederlands taalonderricht genoten hebben, waren ze vrijgesteld op basis van hun diploma. Het feit dat schoolse taalkennis soms louter theoretisch is en bovendien vrij snel verloren gaat, ontgaat hem blijkbaar. Of primeert hier plots bezorgdheid om communautaire vrede?

Bart De Wever lijkt ook begaan met de sociale integratie, waarvoor taalkennis een eerste stap zou zijn. Hij verliest daarbij uit het oog dat wonen een primaire behoefte is: mensen kunnen zich pas ten volle focussen op een opleiding als zij goed gehuisvest zijn. Als taalkennis al een middel zou zijn om de leefbaarheid te verhogen, is een voorafgaandelijke huisvesting dus zeker een middel om taalkennis te verwerven.

Het 'rechten-plichten'-argument van De Wever houdt al evenmin steek. In andere sociale-zekerheidsreglementeringen (werkloosheids- en OCMW-reglementering) verwacht men inderdaad inspanningen van de gebruiker. Maar dat geldt wel voor élke gebruiker, ongeacht zijn afkomst of talenkennis. Vandaar dat men een algemene werkbereidheidsvoorwaarde oplegt: gebruikers moeten actief werk zoeken of minstens hun kansen op werk verhogen door Nederlandse taallessen of andere opleidingen te volgen. In de sociale huisvesting zal men jammer genoeg op een selectieve manier aan één bepaalde groep een wederprestatie opleggen.

Maar we mogen ons niet blindstaren op de nieuwe taalvoorwaarde alleen. Een wooncode zou in eerste instantie toch aan woonbeleid moeten doen en niet aan inburgeringsbeleid. En dan springen vooral twee maatregelen van repressieve aard in het oog. Enerzijds is er de invoering van een proefperiode van twee jaar waardoor de huisvestingsmaatschappij het huurcontract zelf op een flexibele manier kan beëindigen als de huurder ,,de regels'' niet naleeft. De recente perikelen met de Waalse huisvestingsmaatschappijen en ook de blaam die de VLD'er Jaak Gabriëls opliep wegens zijn tussenkomst bij de toewijzing van een sociale woning tonen niettemin aan dat een meer onpartijdige beoordeling onontbeerlijk is. Anderzijds wil men de strijd tegen fraude opvoeren door de inspecteurs van de Vlaamse woonadministratie als officier van gerechtelijke politie te laten optreden.

Er vallen echter geen concrete maatregelen van preventieve aard te bespeuren, zoals bijvoorbeeld een procedure voor betalingsuitstel voor huurders met financiële moeilijkheden of middelen om maatschappelijk werkers in te zetten. Blijkbaar verliest men uit het oog dat sociale huurders vaak heel wat sociale- en schuldenproblemen met zich meeslepen, die aan de grondslag kunnen liggen van waarom zij zich niet altijd aan 'de regels' kunnen houden.

Het is al symptoombestrijding wat de klok slaat. Ironisch genoeg werden de wijzigingen aan de wooncode net voorgesteld op het moment dat de Universiteit Antwerpen haar Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting voorstelde en onder meer wees op het feit dat anderhalf miljoen Belgen onder de armoedegrens leven (DS 3-4 december) . Dat jaarboek geeft ook aan dat gezinnen met lage inkomens een te groot aandeel van hun budget aan woonkosten spenderen, en dat zij vaker aangewezen zijn op huizen van ondermaatse kwaliteit. Het jaarboek wijst tevens op het feit dat de wachtlijsten in de sociale huisvesting dramatisch lang zijn.

De minister klopt zichzelf op de borst: zijn voorstellen dragen de goedkeuring van de sociale huisvestingsmaatschappijen weg. Maar het is zeer de vraag of hij zich de moeite getroost heeft om overleg te plegen met de armoedebewegingen. Zij hadden hem erop kunnen wijzen dat de huidige wooncode, die al sinds 1997 plechtig verklaart dat ,,de beschikking over een aangepaste woning, van goede kwaliteit, in een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid bevorderd moet worden'' haar doel ver voorbijschiet. Een coherente woonvisie, die vertrekt vanuit de noden van de (kansarme) huurder en oog heeft voor begeleiding en preventie, ontbreekt dan ook in de nieuwe wooncode. Het resultaat is eerder een samenraapsel van repressieve maatregelen, op maat van de sociale huisvestingsmaatschappijen en bijeengeraapt door een minister die zijn verschillende bevoegdheden met elkaar verwart. Een gedragscode veeleer dan een wooncode dus.

De vraag is echter of de proefperiode van de nieuwe wooncode wel twee jaar zal duren. Want ingevolge de verschillende inbreuken op onze grondwet, waaronder die op het gelijkheidsbeginsel en het recht op wonen, lijkt een vernietiging door het Arbitragehof onafwendbaar. Allochtonenorganisaties en armoedebewegingen, die eenzelfde strijd tegen (kans)armoede voeren, kunnen daarvoor de handen in elkaar slaan.

Mohamed El Omari (De auteur is jurist en voorzitter van Divers & Actief.)"

Geen opmerkingen: